Spring naar inhoud

Het digitale tijdperk: we zitten er pas net in!

23 november 2011

Aan het digitale tijdperk waarin we nu leven gaan vele eeuwen vooraf. Laten we bij het begin beginnen.

De moderne mens ontstond 100 tot 200 duizend jaar geleden. Primitieve communicatie ontwikkelde zich tot een gesproken taal. Schrijven ontstond waarschijnlijk ongeveer 3500 jaar voor Christus (als nummertekens in klei). Het doorgeven van informatie aan mensen die op een andere plaats op een ander moment leefden werd toen mogelijk.

Het schrijven op perkament ontstond rond 1450 voor Christus. De eerste vorm van drukkunst werd ongeveer 600 jaar voor het begin van onze jaartelling uitgevonden. Toen kon de informatie vermenigvuldigd worden! Informatie verspreidt de mens via het geschrift nu ongeveer 2610 jaar. In al die tijd hebben ‘we’ (als mensheid) leren omgaan met brieven, boeken, kranten, tijdschriften en folders. Onze samenleving is stap voor stap aangepast op het aanbod aan informatie. Bijna iedereen leert tegenwoordig lezen en schrijven om zo mee te kunnen komen in de maatschappij.

Tot voor kort was de hoeveelheid geschreven informatie nog redelijk overzichtelijk. Bovendien was de toegang tot die informatie beperkter dan nu.

Met de komst van het internet is hier in rap tempo verandering in gekomen. De huidige digitale samenleving is pas in de laatste 20 jaar ontstaan. Het World Wide Web is sinds 1996 bekend bij het grote publiek en sindsdien explosief gegroeid. Ervan uitgaande dat de mens 100.000 jaar geleden ontstond beslaat het internettijdperk maar 0,02% van de tijd die de mensheid al bestaat. De mens heeft dus pas nét leren omgaan met het internet en alle informatie die hierop te vinden is. Of beter gezegd: we leren er nog mee omgaan.

99,98% van de tijd die de mens bestaat leefde hij zonder internet. Toch is het nu niet meer weg te denken uit onze samenleving. Als twintiger heb ik het grootste deel van mijn leven al toegang tot het World Wide Web. Ik vraag me af hoe ‘de mens’ het vroeger allemaal deed zonder Google en co. Terwijl dat natuurlijk prima ging.

Er staat veel op het internet. Heel veel. Zoveel zelfs, dat je het in een mensenleven onmogelijk allemaal kunt lezen/beluisteren/bekijken. Laat staan dat je de nieuwe informatie kunt bijhouden die er elke seconde bij komt. Omdat de informatie zich steeds vernieuwt, loop je altijd achter. Een verontrustende gedachte. Daarom móet je wel keuzes maken in wat je wilt weten en wat niet. Gelukkig heeft niet elk onderwerp ook jouw interesse. Anders zou je er behoorlijk gestrest van worden.

Ik vraag me af of wij op sociaal en emotioneel gebied het internet wel bij kunnen houden. We hebben makkelijker en sneller dan ooit toegang tot allerlei informatie. We onderhouden bovendien vriendschappen online. We leggen online contacten voor werk en vrije tijd. Je kunt urenlang ‘rondstruinen’ op het internet. Je hopt van site naar site zonder ooit tevreden te zijn met de informatie die je vindt. Want: er is altijd meer. Misschien staat er wel wat nuttigs of leuks op de volgende pagina. De ene website kan altijd beter, meer of mooier zijn dan de andere…

En het bijhouden van twitter, facebook en linkedIn; je hebt er makkelijk een dagtaak aan. Want wat doen je ‘vrienden? Wat is de trending topic? Wat is nieuw? Want oh wee dat je iets mist!

Ik check meerdere keren per dag mijn mail, lees nieuwssites, bezoek mijn favoriete blogs, kijk of er wat nieuws staat op LinkedIn en ik twitter zowel passief als (in mindere mate) actief… Dit is allemaal leuk, interessant en leerzaam. Maar het betekent ook: ‘zappen’ tussen allerlei bronnen, waarbij maar een klein deel van de informatie blijft hangen. Het meeste wordt vluchtig ‘gescanned’. En dan zap ik verder. Als je deze blog leest, zul je misschien ook voortijdig afhaken.

Hoe kun je een weloverwogen keuze maken voor bepaalde informatie? Ik ben na een ‘rondje’ op internet vaak wat lamgeslagen. Een typisch geval van door de bomen het bos niet meer zien. Herkenbaar?

Het zou geen overbodige luxe zijn als er tegenwoordig lessen worden gegeven in een gezonde omgang met het internet. Bij voorkeur al vroeg: in het basis- en middelbaar onderwijs. Want eigenlijk doen we met z’n allen maar wat, zonder de gevolgen te kunnen overzien. Per slot van rekening zijn de gevolgen nog niet bekend; daarvoor bestaat het internet nog te kort. Wat doet toegang tot de massa aan informatie met ons? Wat gebeurt er met ‘de mens’ als vriendschappen massaal verschuiven naar de digitale omgeving? Tja… wie het weet mag het zeggen!

Het internet is een verrijking, maar vereist wel de kennis om hier gezond mee om te gaan. Heb jij die kennis?

Bij mij gaat het internet regelmatig een weekend uit. Even geen informatie-overload en alleen echte contacten. Heerlijk. En al die informatie die ik dan ‘misloop’? Ach, dat mis ik niet. De belangrijke dingen spelen zich uiteindelijk toch offline af.

Gelukkig maar.

Mobiel internet neemt de wereld over?

9 november 2011

Bij De Wereld Draait Door van 8 november was Erik Meijer te gast. Hij is één van de belangrijkste programmeurs van Microsoft. Hij fantaseerde over een toekomst waarin we thuis overal slimme computers hebben (onder andere in de thermostaat). Die computers onthouden dan hoe we leven. De thermostaat is via internet verbonden met je telefoon. Hij registreert wanneer je van je werk naar huis rijdt zodat de verwarming alvast aan gaat. Een ander snufje zet alvast een kopje koffie voor je.
De koelkast maakt op termijn automatisch je boodschappenlijstje, bestelt de etenswaren online en laat het met Albert thuisbezorgen.
Er komt dan vast ook een applicatie waarmee je vanaf je werk de robotarm bestuurt die de schouders van je partner masseert. Ondertussen zet je de computer aan die je kinderen voorleest als ze naar bed gaan (met de door jou ingesproken stem!). Je hoeft eigenlijk niet eens meer thuis te komen…

Het is heel knap dat dit (op termijn) misschien mogelijk is. Maar willen we dit wel? Wat is er mis mee om je verwarming gewoon aan te zetten als je thuiskomt? Wat gebeurt er als je niet naar huis rijdt, maar bij iemand op bezoek gaat? Dan zit je onnodig het huis op te stoken. Er kan iets mis gaat bij het koffie zetten: er staat geen koffiepot onder en de koffie druipt de keukenkastjes in. Nee, daar houd ik liever zelf controle over.

De computer en het internet zijn alleskunners waar nerds vast nog heel veel nieuwe mogelijkheden voor gaan bedenken. De vraag is of we daar gebruik van willen maken. Want moet je alles wat kan, ook doen?

Het is natuurlijk heel handig dat steeds meer dingen makkelijker worden door het (mobiele) internet. We kunnen overal informatie opzoeken en met elkaar in contact staan. Maar toch gaat het soms te ver, zoals in het volgende voorbeeld (echt gebeurd!):

Er stappen twee meisjes bij mij in de trein. Ze hebben allebei plastic tasjes van kledingzaken bij zich. Zo te zien hebben ze samen gewinkeld. Nu houden ze beide een mobieltje in de hand. De hele rit zitten ze tegenover elkaar te sms’en (of twitteren / Whats-appen). Na drie kwartier staat het ene meisje op en zegt: ‘Nou, dat was gezellig hè? Ik zie je morgen!’. Het andere meisje zwaait en richt zich weer op haar telefoon.
Ik zit er verbluft naar te kijken. Dat was zeker heel gezellig, maar niet met elkaar (behalve als ze met elkaar communiceerden. Dat maakt het er alleen niet beter op!). Als je dit ziet dan is de voorlezende computer niet eens zo ver gezocht!

Ander waargebeurd voorbeeld: een stelletje besluit wat minder met elkaar te sms’en. Dan hebben ze elkaar in het echt ook nog wat te vertellen..

Mobiel internet gebruiken is prima. Social media ook. Maar niet als het ten koste gaat van échte contacten.

Miscommunicatie: Mis-verstand, mis-verstaan of mis-gezegd?

30 oktober 2011

De afgelopen dagen kwam ik opvallend veel miscommunicatie tegen in mijn directe omgeving.

Allereerst gebeurde het volgende. Tijdens de wekelijkse repetitie met mijn orkest spelen we een stuk van Schubert. In dit muziekstuk staan meerdere herhalingstekens. We moeten bepaalde stukjes dus tweemaal spelen. In het deel ‘polonaise’ wordt maat 1-9 herhaald, en ook maat 10-22. Hetzelfde geldt voor het daarop lijkende deel ‘trio’ (maat 1-9 herhalen, en maat 10-19 ook). Tot zover staat dit allemaal in de partituur (de bladmuziek).
Onze dirigent besluit echter om niet elke herhaling te spelen. Hij laat ons hier en daar op de notenbalk een herhaling wegstrepen. “Dus” zegt hij concluderend, “Alle twee de herhalingen niet”. Er ontstaat geroezemoes. Dus toch beide herhalingen niet? Ofwel: nergens herhalen? Mensen om mij heen beginnen alle andere herhalingen óók weg te strepen. “Nee, nee”, vervolgt de dirigent vlug “Ik bedoelde: alle twééde herhalingen niet.” Waarschijnlijk sprak hij de zin net iets te snel uit, waardoor wij ‘alle twee’ en vervolgens ‘de herhalingen’ begrepen. Gelukkig kwamen we er nu achter en niet pas tijdens een optreden.

Het tweede misverstand gebeurde tijdens de lunch. Mijn vriend en ik aten de rest van het avondeten van de vorige dag. Het was gnocchi (je zegt geloof ik ‘nokkie’; italiaanse aardappelballetjes) met een saus van prei, doperwtjes en gerookte zalm. Ja, lekker hè? Mijn vriend verwarmde het gerecht in de magnetron. De room, die bij het koken over was gebleven, deed hij daarna ook op het bord. Ik wil het graag een beetje slank houden, dus ik zeg: ‘Wil je de room er niet doorheen mengen(?)’. Dit op een ietwat vragende doch bevelende toon (met een lichte nadruk op ‘niet’). Mijn vriend reageert met de tegenvraag: “Ik dacht, jij houdt niet zo van room?”. Hij vatte de bovenstaande uiting dus op als vraag. Als in: “Zou je niet liever de room erdoorheen willen mengen?”. Het woordjes ‘asjeblieft’ zou mijn uiting duidelijker hebben gemaakt: ‘Wil je de room er asjeblieft niet doorheen mengen? Zo had hij de zin nooit verkeerd opgevat. In dit geval lag het dus duidelijk aan mij.

Nog duidelijker was geweest: “Meng de room er niet doorheen”. Dat is weer een beetje grof, al wilde ik ab-so-luut níet dat de room erdoorheen ging. Met de ‘wil je’-vraagvorm probeerde ik mijn veto subtiel over te brengen. Dit is wel vreemd: een vraag met ‘willen’ erin duidt heel vaak op een bevel. ‘Zou je de suiker even willen aangeven?’ betekent eigenlijk: ‘Geef de suiker (asjeblieft)!’. Met ‘willen’ heeft dat niet veel te maken. Al vind ik die beleefdheid hierbij toch wel erg prettig.

Tijdens het eten vandaag vraagt mijn vriend wanneer ons bezoek die avond komt: “Hoe laat komen ze, om zes uur?”. Ik weet niet hoe laat ze precies komen. Ik heb mijn mond net vol met gnocchi. Daarom gebaar ik ‘weet ik niet’ door op een vragende manier mijn hand licht naar buiten toe gekanteld op te steken. Misschien haal ik hierbij zelfs even mijn schouders op. “Oh, om vijf uur al!” zegt mijn vriend die naar mijn hand kijkt. De ‘ik-weet-het-niet-hand’ had hij opgevat als het getal vijf.

Kleine dingen kunnen zó bepalend zijn in de communicatie: intonatie, de nadruk leggen op een woord, ondersteunende gebaren… Je zou bijna zeggen: het is een wonder dat we elkaar zo vaak wél begrijpen! Of denken we dat alleen maar?

Waar was die reclame ook al weer voor?

28 oktober 2011

Neem deze reclamespot van een paar jaar geleden: veelkleurige balletjes stuiteren in slow-motion door de straten van San Francisco. Ondertussen hoor je het nummer ‘Heartbeats’ van José Gonzalez. Dit liedje hoor ik soms nog op de radio. Prachtig. Die stuiterballen staan dan weer op mijn netvlies. Het tokkelen op de gitaar klinkt ook een beetje als stuiterende stuiterballen. Het product waar reclame voor werd gemaakt, is alleen niet de stuiterbal, geloof ik… Ik pijnig mijn hersens waar die reclame toch ook al weer voor was… Gelukkig heb je YouTube. Het gaat om een ‘Colour, like no other’ kleurentelevisie. Op mijn oude televisie waren de stuiterballen ook prima van kleur, maar dat terzijde.

Onder een reclamespotje op televisie zit vaak een herkenbaar (?) muziekje. Als je datzelfde wijsje later nog een keer hoort, dat ‘popt’ het product weer op in uit je herinnering. Als het even meezit ga je dit dan ook kopen. Bij de stuiterballenreclame (oh nee, tv-toestelreclame) is dit in mijn geval niet gelukt.

Als je televisie kijkt moet je voor de grap eens het geluid uitzetten tijdens de reclameblokken. Is het een nieuwe reclamespot, dan wordt vaak niet (of pas aan het einde) duidelijk wáár reclame voor wordt gemaakt. Al maakt dit bij sommige reclames geen verschil. Zowel met als zonder geluid weet je pas aan het einde van de stuiterballenreclame dat het om een televisie gaat.

Zo bekeek ik vandaag de volgende reclame:
– Is het een reclame voor een zonnebrandspray die je niet uit hoeft te smeren?
– Voor een sportmerk/bikinimerk?
– Een Zweeds vakantiepark aan een meer?
– Een lingeriemerk?
– Ikea (gezien de inrichting van de blokhut)?
– Een datingsite?
Nee, dames en heren: het is een reclame voor een mannendeodorant! Wie had dat gedacht?

Mensen (vooral mannen 😉 ) zijn visueel ingesteld. Je maakt veel op uit de non-verbale informatie. Non-verbaal betekent: zonder woorden. Dus alles wat je ziet en hoort (behalve dus taal/tekst) is non-verbaal. Een paar voorbeelden zijn filmpjes, foto’s, verkeersborden, mimiek en houding. Er zijn ook non-verbale aspecten in de gesproken taal zoals het stemgeluid, de intonatie en het spreektempo. Alles wat boven de letterlijke woorden uitstijgt dus. Al deze visuele informatie zegt vaak méér dan woorden.

Oftewel: stop de informatie vooral in het beeld en het geluid en niet in de woorden. Het liefst grappig, dan onthoud je het wel. In de volgende reclamespot zit dit wel goed:

Alleen gaat het bij mij dan als volgt: “Ken je die grappige reclame waarin een man met acupunctuurnaaldjes in z’n lijf uit een brandend huis moet springen? Grappig he? Maar… waar was die reclame eigenlijk voor…?”

Misschien ligt het niet aan de reclames zelf, maar aan mijn geheugen of waarnemingsvermogen. Dat kan natuurlijk ook.

Filmpje Kabouter Wesley: Slechd getekende poes

28 oktober 2011

“Ik kan dat horen, dt fouten”